(B.S. 16-17.III.1953)
HOOFDSTUK I
ZIEKTEN OF AFWIJKINGEN WELKE STEEDS DE INBESLAGNEMING VAN HET GEHELEDIER TEN GEVOLGE HEBBEN
A. Vlees voortkomende van:
B. Vlees gekenmerkt door:
C. Vlees voortkomende van dieren door de volgende ziekten aangetest:
D. Vlees waarin docr het bacteriologisch onderzoek werden vastgesteld:
[E.Vlees waarin door laboratoriumonderzoek de aanwezigheid is vastgesteld van:
F. Vlees waarvoor de keurder een andere reden aanhaalt waardoor het ongeschikt wordt bevonden van consumptie.](K.B. 11.X.1997)
[G. Vlees afkomstig van in nood geslachte runderen ouder dan 24 maanden of afkomstig van andere runderen ouder dan 30 maanden, wanneer het niet onderworpen is geworden aan of niet negatief heeft gereageerd op snelle test op boviene spongiforme encefalopathie bedoeld in artikel 21ter, §1,5).](K.B. 16.V.2001)
HOOFDSTUK II
ZIEKTEN OF AFWIJKINGEN WELKE NIET STEEDS DE IN BESLAGNEMING VAN HET GEHELE DIER TEN GEVOLGE HEBBEN
I. Tuberculose
A. Inbeslagneming van het gehele dier:
Opmerkingen: de vleeslymfklieren vermeld onder de littera's f en g zijn:
1. voorkwartieren: boeg-, oksel- en bovenribklieren;
2. achterkwartieren: knieholte-, zitbeen- en liesplooiklieren.
Sterilisatie
In de gevallen vermeld onder de littera's c, d, e, f, g, mag het viees, na sterilisatie, voor de voeding goedgekeurd worden.
B. Gedeeltelijke inbeslagneming
In beslag wordt genomen, elk specifiek aangetast orgaan, welk ook het uitzicht, de omvang en de ouderdom van de letsels zijn.
In beslag wordt genomen het orgaan waarin tuberculeuze lymfklieren zich voordoen, zelfs wanneer dit orgaan gezond schijnt (zie volgende tabel):
|
|
|
1° Plaatselijke ziektoprocessen in de lymfklieren: |
Hals- of onderkaakklieren. |
Keelholte en strottenhoofd. |
Bronchiaal- en mediastinaalklieren. |
Long met mediastinaalvet en thymus. |
Leverklieren. |
Lever. |
Mesenteriaalklieren. |
Buikingewanden |
Het darmscheilvet, van de klieren ontdaan, mag na smeltingverbruikt worden. |
Melkklieren. |
Uier. |
Boeg-, oksel-, knieholte- en zitbeenklieren: |
|
Het overeenstemmend kwartier. |
Tussen de 9e en 10e rib doorklieven. |
|
Verwijdering van de aangetaste klieren. |
Het kwartier wordt goedgekeurd. |
2° Plaatselijke ziekteprocessen in de beenderen, gewrichten of spierweefsels in een kwertier. |
Het overeenstemmend kwartier. |
Tussen de 9e en 10e rib doorklieven. |
3° Plastselijke zisktaprocessen in wervels of borstbeen. |
De wervel en de twee aanpalende wervels of het borstbeen volgens het geval. |
4° Plastselijke ziekteprocessen der borst- en buiksereuzen: |
Hartzakje. |
Hart. |
Borstvlies. |
Borstvlies, longen en middenrif. |
Buikvlies. |
Buikingewanden en mid denrif. |
De lever mag goedgekeurd worden indien de serosa geen letsels vertoont. Het vet van het buikvlies ontdaan mag na smelting goedgekeurd worden. |
In beslag wordt genomen ingeval dat de keuring één of meerdere dode of levende cysticerci aan het licht heeft gebracht. Het rundvlees dat evenwel niet ontaard werd door waterzucht, verkleuring of vermagering of geen afwijking van uitzicht vertoont, mag tot het verbruik toegelaten worden na bevriezing gedurende 10 dagen bij een temperatuur van - 10°C, in een koelinrichting die daartoe erkend werd in uitvoering van artikel 35 van het besluit. De Minister van Volksgezondheid bepaalt de wijze van afstempeling, tijdens de keuring en na de bevriezing.](K.B. 30.VIII.1968)
Algehele inbeslagneming indien uitgebreide en ernstige letsels in het vlees waar te nemen zijn.
Algehele inbeslagneming:
(K.B. 9.VI.1970)
Inbeslagneming van het gehele dier. Het vlees mag evenwel
goedgekeurd worden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de
hierboven vermelde afwijkingen niet ernstig zijn, dat wil zeggen,
indien er geen gele verkleuring van het spek waar te nemen is of
indien de ziekteprocessen slechts plaatselijk zijn en het vlees een
goed uitzicht heeft.
De aangetaste delen worden in beslag genomen.
(K.B. 11.X.1997)
Inbeslagneming van het gehele dier:
Buiten deze gevallen mag het vlees goedgekeurd worden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het geschikt voor de voeding wordt bevonden na een termijn van vierentwintig uren.
Indien er geen reden tot volledige inbeslagneming bestaat is de inbeslagneming van de kop en de organen verplicht.
Zo er geen enkele macroscopische afwijking bestaat, mag het vlees slechts voor de voeding worden aangewend indien het na een in observatiestelling van vierentwintig uren te rekenen van het eerste optreden van de vleeskeurder af, nog voor de consumptie geschikt bevonden wordt. Bij dit optreden is de vleeskeurder verplicht telegrafisch de inspecteur van het ambtsgebied te verwittigen.
STERILISATIE
Buiten het vlees dat na sterilisatie tot de consumptie mag toegelaten worden, overeenkomstig hoofdstuk II,I, A, en II, mag het hiernavermeld vlees en vet na sterilisatie eveneens tot de consumptie worden toegelaten:
HOOFDSTUK IV
GEDEELTELIJKE INBESLAGNEMING
In beslag worden genomen de delen, organen of gedeelten van
organen die de volgende afwijkingen vertonen: